overzicht

IK TEL MEE!

Vier perspectieven en vier richtlijnen

U bent ouderschapsbemiddelaar? U wilt zich weloverwogen inzetten voor de kinderen? Wij maken met u een omweg. We nemen u eerst mee naar wetenschappelijk onderzoek: wat steunt kinderen eigenlijk? Dan laten we u mee kijken door de ogen van kinderen en van ouders. Als vierde stap gaan we terug naar het eigen perspectief.

Wat vinden kinderen lastig? Wat stelt kinderen gerust? Wat zegt de wetenschap hierover? U kijkt door de ogen van kinderen. Wat kunnen kinderen zelf doen om de last van een scheiding draaglijk te houden? U kijkt door de ogen van ouders. Hoe kunnen ouders de draagkracht van hun kinderen ondersteunen? U kijkt als bemiddelaar. Hoe kunnen bemiddelaars via de ouders hun kinderen steunen?

We hebben uit de stand van het wetenschappelijk onderzoek vier factoren geselecteerd die in de meeste onderzoeken naar voor komen. De invloed van ‘the child caught in the middle’ blijkt al tientallen jaren uit internationaal onderzoek. Dat ‘spreken over’ moeilijkheden, welbevinden bevordert wordt ook algemeen aanvaard. De andere twee factoren ‘meetellen’ en ‘een goede verklaring hebben’ nemen we over uit recent onderzoek van professor Ann Buysse in Vlaanderen. Deze vier factoren nemen we telkens als richtlijnen – ‘guidelines’ – mee naar de perspectieven van kind, ouders en bemiddelaar.

Zo vormen we een kaart om met ‘kinderen in bemiddeling’ om te gaan. Wat doen kinderen en ouders en bemiddelaars met het gegeven dat ‘spreken, weten waarom, meetellen en niet klem zitten’ het welbevinden van kinderen ten goede komt?

Het echte leven is ingewikkelder dan het boek

Een kaart is uiteraard maar één manier om naar de werkelijkheid te kijken. En elke kaart heeft zijn beperkingen en mankementen. Een kaart vereenvoudigt het echte leven. In dit boek komen kinderen en ouders naast elkaar naar voor. Alsof kinderen en ouders los staan van elkaar. Dat is natuurlijk niet zo. In het echte leven zijn ouders en kinderen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat een kind doet en niet doet bepaalt mee wat een ouder doet en niet doet, en omgekeerd. In het ware leven spelen de verschillende perspectieven tegelijkertijd en speelt veel meer dan de vier eenvoudige richtlijnen.

Wetenschappelijke bevindingen leveren guidelines. Richtlijnen zijn wegwijzers, geen dogma’s. We stellen de richtlijnen met de nodige bedachtzaamheid voor. Het gaat niet over Doe het zus of Doe het zo dan wel over De ene doet het zus, de andere doet het zo. Wat werkt bij de een, werkt niet bij de ander. Ouders en kinderen voelen wat wel en wat niet bij hen past. Wat het ene kind geruststelt kan een ander kind verontrusten. Er bestaat geen aanpak die goed is voor iedereen. Ouders voelen zelf aan hoe ze best met elkaar en met hun kinderen omgaan.

Perspectief van de bemiddelaars

Kijken door de ogen van wetenschap, kinderen en ouders is een omweg om uiteindelijk door eigen ogen te kijken. Wat kunnen bemiddelaars doen met de vier richtlijnen?

Caring

De eerste stap is uiteraard ouders bevestigen in wat ze goed doen. Wat doen ouders goed? En wat kan een bemiddelaar hierover zeggen? Een duwtje in de rug lijkt een banale tussenkomst. In onderzoek geven ouders echter aan dat ze net dat duwtje in de rug erg missen. Een bemiddelaar zit in een goede positie om ouders aan te spreken op wat ze goed doen.

Uit het verslag van het onderzoek van Buysse Opvoedingsondersteuning in opdracht van de Gezinsbond (2007):

‘Verschillende ouders gaven aan dat steun vaak enkel komt als het moeilijk is, terwijl het heel erg ondersteunend kan zijn als iemand eens zegt dat het goed gaat, dat ze het als ouders goed doen, dat hun kinderen het goed doen… Bevestiging krijgen dat je het goed doet als ouder wordt als zeer ondersteunend ervaren. Het hoeft niet altijd om problemen te gaan… Zoals reeds vermeld, geven ouders aan dat ze in het algemeen – en niet enkel op school – weinig positieve feedback krijgen en dat ze dat wel missen… Doorheen het onderzoek kwam herhaaldelijk naar voor dat ouders bevestiging dat ze ‘goed bezig zijn’ als ondersteunend ervaren… De meeste initiatieven voor opvoedingsondersteuning zijn inderdaad gericht op het remediëren van problemen: ‘wat te doen als er problemen zijn’. Een duwtje in de rug als het goed gaat, is echter minstens even belangrijk. Vandaar een pleidooi voor een complementaire, positieve benadering. Het geeft ouders vertrouwen en steunt hen om hun opvoedingsproject verder te zetten.’

Provocing

Pas als ouders merken dat de bemiddelaar hen waardeert, heeft aanzetten tot verandering zin. Waar kunnen ouders extra op letten? Een bemiddelaar kan ‘luisteren en babbelen’, ‘uitleg geven’ en ‘iets doen met wat uw kind zegt’ bespreekbaar maken. Door te bemiddelen op zich, draagt de bemiddelaar bij tot ‘kinderen zitten niet klem’.

Top